Het pad van Self-empowerment en Community Building
Naast het bieden van antwoorden roepen onderzoeksresultaten doorgaans ook andere vragen op. Een aantal van die vragen hebben betrekking op gehanteerde aannames over de resultaten. Weer een aantal andere uitkomsten nodigen uit tot het denken over verdere oorzaken. Wanneer je de bevindingen wat breder uit zijn verband trekt, dan kan dat extra inzichten opleveren. Een stelling waar meer aandacht naar uit kan gaan, is de stelling of het belangrijk is om een diploma te behalen. Met een percentage van 60% is het grootste gedeelte van de ondervraagde jongeren het eens met die stelling tegenover 34% van de respondenten die het daarmee oneens zijn. In het rapport wordt de aanname gedaan dat die groep het kennelijk denkt te redden zonder diploma. Mij lijkt het terecht om je af te vragen of die groep zo geantwoord heeft omdat ze zich daadwerkelijk wel weten te redden zonder diploma of omdat volgens hen wel of geen diploma toch geen verschil uitmaakt qua arbeidsmarkt positie.
In het verlengde daarvan, blijken de instemmers en tegenstemmers een vrij evenwichtige antwoord te hebben gegeven op de stelling “heeft afwijzing te maken met etniciteit”, met achtereenvolgens 22% en 19%. In het oog springt het grote groep van 27,2% die een neutraal antwoord gaf. Ik denk dat dit inderdaad recht doet aan het bestaande algemene beeld van gemixte sollicitatie ervaringen van jongeren uit allochtoon milieu. Er is niet zodanig zwart wit te stellen dat er massaal gediscrimineerd wordt of anderzijds dat etniciteit totaal geen factor speelt in de praktijk. Voor diegenen die echt de onderste steun boven willen krijgen, is het vereist dat er patronen ontdekt worden uit de groep jongeren die positief gestemd zijn of tevreden zijn over hun huidige arbeidsmarktpositie welke dan vervolgens vergeleken kunnen worden met herkenbare patronen uit de groep jongeren die daarentegen pessimistisch gestemd zijn of langdurige werkloos zijn. Die patronen zouden gebaseerd kunnen zijn op factoren zoals leefwijzen, wereldbeelden, dagelijkse bezigheden, gezinssituatie, psychische gesteldheid etc.
Het plaatje dat daaruit voortkomt, kan tweeërlei zijn. Ofwel die groep jongeren die niet aan de bak komen hebben gewoonweg een te lage opleiding, zijn lui, hebben geen mentale veerkracht etc. Ofwel het hangt af van niet-vanzelfsprekende factoren zoals geslacht waarbij bijvoorbeeld mooie allochtone vrouwen systematisch worden voorgetrokken bij “prestigieuze” advocatenkantoren, en de bereidheid van een sollicitant om de eigen afkomst te negeren. Overdreven accentloos Nederlands praten, kan een teken van integratie zijn, maar heeft natuurlijk niks te maken met de benodigde capaciteiten voor de succesvolle vervulling van een functie. Wie dit een beetje complot denken vind, nodig ik uit om met rolmodellen uit de praktijk aan te komen waar de pessimistisch gestemde jongeren zich daadwerkelijk mee kunnen identificeren. Dat is een vorm van verantwoording waar we wat mee kunnen, en waarvoor ook gepleit wordt in dit rapport.
Een andere wijze van openbare en transparante verantwoording waarvoor gepleit zou kunnen worden zijn onafhankelijke websites waar werkgevers zich verantwoorden voor de keuzes die ze maken bij gemaakte sollicitatiekeuzes. De website zal zodanig ingericht kunnen worden zodat de mate van ‘match’ tussen het profiel van werkzoekenden enerzijds en vacatureomschrijving anderzijds gemeten kan worden aan de hand van toetsbare criteria. Werkgevers met enig maatschappelijk engagement en schoon geweten zouden op die manier kunnen aantonen dat de door hun geschikt gevonden kandidaat daadwerkelijk beter voldeed aan de gestelde voorwaarden dan de overige kandidaten. Gevallen waarbij sollicitanten afgewimpeld worden met bedenkelijke bezwaren zouden, in verband met gevaar voor imagoschade, in de praktijk dan waarschijnlijk niet meer voorkomen. Die bezwaren komen nu voor in allerlei creatieve kleuren en maten. Er zijn gevallen bekend van toespelingen over het gegeven dat de sollicitant – in tegenstelling tot de huidige werknemers – nooit een wereldreis heeft gemaakt, nooit een familielid op jonge leeftijd heeft verloren, of niet zou aarden in de heersende sociaal economische cultuur van de organisatie.
Zulke nieuwe benaderingen, al dan niet met behulp van ICT, zijn des te meer gewenst nu van allerlei publieke en private organisaties meer openheid wordt geëist in de stijl van open data. Daarmee wordt beoogd dat de activiteiten die binnenskamers plaatsvinden, gedeeld worden met een betrokken publiek buiten de organisatiemuren. Dat zou ook moeten gelden voor uitzendbureaus, waarin niet verbazingwekkend genoeg 77% van de respondenten geen vertrouwen blijkt te hebben. Met betrekking tot het UWV zijn er gevallen bekend dat werkzoekende academici gewoonweg worden doorverwezen naar een schoonmaakbedrijf, zelfs als er sprake is van een (door een particulier bedrijf aangeboden) stage-werk constructie met vooruitzichten tot een vaste baan, waarbij van het UWV alleen maar wordt verwacht dat zij een gedeelte van het inkomen opvullen tot boven het minimumloon gedurende de 2 maande dat er sprake is van deze constructie. Daar schijnt geen enkele neiging tot maatwerk door. Als ik daarop afga dan zou de door dit rapport aanbevolen verlenging van het UWV carrousel voor een speciale groep MBO-ers een prestatie van formaat voorstellen.
Om deze reden ben ik van mening dat de oplossing voor deze problematiek bovenal gezocht moet worden in de hoek van ‘self-empowerment’ en ‘community building’. Dat is een combinatie van individualiteit gestoeld op emotionele ontwikkeling aan de ene kant en onderlinge samenhang die berust op identiteit en netwerken aan de andere kant. Daarvoor is een opleiding en een doeltreffend mentale ondersteuning heel belangrijk. Van de zelfontplooiing die daarmee gepaard zou gaan lijkt me het echter verstandig dat dit niet -mede onder invloed van familie en sociale omgeving- ondergesneeuwd wordt door de intense drang tot het behalen van prestige en status. Dat streven sijpelt hier en daar in het rapport toch wel sterk door. Enerzijds is het begrijpelijk waar die neiging vandaan komt want de maatschappelijke tendensen daartoe kunnen aangrijpend zijn. Anderzijds lijkt het me geen goede uitgangspositie om zonder eigen community een maatschappelijke ladder te beklimmen die uiteindelijk ook maar is bedacht door een zekere gemeenschap, en zoals we hebben kunnen zien nog weinig neiging vertoond tot het afleggen van verantwoording voor haar keuzes en daden.
Daar komt bij kijken dat er nu een opeenstapeling van (in)directe maatschappelijke tendensen waarneembaar zijn die alternatieven bieden. De crisis van het gevestigd financieel economische bestel, de Arabische lente, en de verbeterde participatie mogelijkheden van nieuwe ICT vormen, bieden allen veel betere uitgangs- en aanknopingspunten tot ‘self-empowerment’ en ‘community building’. Getuige de uitspattingen die zich her en der onder de jongeren voordeden, waren de energieën van frustraties, teleurstellingen, en verwarringen er kennelijk in overvloed aanwezig. Laat dat uitgerekend juist die energieën zijn die een goede voedingsbodem vormen voor een positieve transformatie naar creativiteit, ondernemingszin, individuele- en gezamenlijke verantwoordelijkheid.